Drie promovendi en een postdoc gaan onderzoek doen naar interesseontwikkeling bij studenten in het kader van het onderzoeksproject van hoogleraar Sanne Akkerman (ICLON).
Het onderzoek van Akkerman – waarvoor zij een ERC Starting Grant ontving – richt zich op hoe de interesses van jongeren zich ontwikkelen in de loop van hun studie, maar ook daarvoor. Het gaat hierbij om alle interesses, dus ook bezigheden rondom vrijetijdsbesteding, familie en medestudenten. Op deze manier wordt een beeld verkregen van de dynamiek van alles wat er omgaat in een persoon. Wat zijn de gevolgen van die dynamiek bij de kwetsbare overgang naar de gekozen vervolgstudie en het begin van een loopbaan?
De vier onderzoekers over hun bijdrage aan dit onderzoek:
Joris Beek
‘Ik focus me op het voorbereidend beroeps- en beroepsonderwijs (vmbo en mbo). Ik vind het belangrijk dat er onderzoek gedaan wordt bij deze doelgroep, die nog wel (bewust of onbewust) wat ondervertegenwoordigd is. Daarnaast heb ik zowel op het vmbo als op het mbo als docent gewerkt. De directe houding van deze leerlingen heeft zeker zijn charme vind ik. Met meer kennis van deze doelgroep hoop ik bij te dragen aan een breder en positiever beeld van deze onderwijstrack.’
Jael Draijer
‘Ik zal me gaan richten op interesseontwikkeling bij havo-leerlingen en hbo-studenten. Dit is een heterogene doelgroep die te maken heeft met veel doorstroom vanuit andere onderwijsniveaus: vmbo’ers die stapelen; vwo’ers die afstromen naar de havo; mbo’ers die doorstromen naar het hbo. Waar je bij (v)mbo-leerlingen meer beroepsgerichte interesses verwacht en bij (v)wo’ers meer academische interesses, zit mijn doelgroep er net tussenin. Ik ben enorm benieuwd naar de diversiteit aan interesses en ontwikkelingen die we aan gaan treffen!’
Thea van Lankveld
‘Ik zal me enerzijds richten op de analyse van de overkoepelende patronen en verschillen tussen studenten in hun individuele trajecten van interesseontwikkeling, en anderzijds dieptestudies doen van atypische gevallen.’
Niklas Ziegler
‘Mijn project zal de focus leggen op de interesseonwikkeling voor en tijdens de overgang van het vwo naar het wo. Mogelijke vraagstukken zijn bijvoorbeeld in hoeverre de verschillende interesses van leerlingen zich uiten in hun studiekeuzes en welke rol deze beslissingen hebben op het al dan niet volhouden van de studie.
Ook factoren zoals de toekomstige arbeidsmarktperspectieven, de (soms tegenstrijdige) adviezen van familie, vrienden en leerkrachten, of de breuk in het sociale netwerk van jongeren op grond van een noodzakelijke verhuizing kunnen botsen met de persoonlijke interesses van jongeren.
De transitie naar het hoger onderwijs is dus een complex proces en het ontrafelen van de rol die interesses hierin spelen vormt een belangrijke stap om leerlingen bij het nemen van de juiste keuze te kunnen ondersteunen.’